Het is niet ondenkbaar dat de meesten van jullie zonder er bij stil te staan, al eens in het Wipptal zijn geweest. Deze Tiroolse regio ligt namelijk precies op de Brennerpas-route die Oostenrijk met Italië verbindt. Als een soort levensader slalomt de beroemde autobaan door het Wipptal dat eigenlijk niet uit één maar meerdere (zij-)dalen bestaat. En het is toch jammer om daar zonder even te stoppen zomaar doorheen te rijden? Gelukkig had ik twee volle dagen de tijd om kennis te maken met dit voor mij nog onbekende gedeelte van Oostenrijk.

Dat ook Juni zijn staart roert had ik de afgelopen dagen in levende lijve ondervonden tijdens mijn verblijf in Innsbruck. Hoewel de weerberichten nog steeds behoorlijk wisselvallig waren, was ik optimistisch gestemd dat ik in het Wipptal de nodige zonuren kon meepakken, zoals je dat in Juni mag verwachten. Niet dat ik een hekel heb aan een bewolkte lucht, integendeel zelfs! Een strakblauwe lucht is vanuit fotografie-perspectief over het algemeen niet het meest spannende weersfenomeen. Dat gezegd hebbende, is het risico dat je tijdens een hike in de bergen kan worden overvallen door een flinke regenbui ook geen aantrekkelijk vooruitzicht.
Na een kort stukje Brenner-autobaan sloeg ik af bij het bordje 'Steinach-am-Brenner' en was ik officieel gearriveerd in het Wipptal. Steinach is het meest centraal gelegen dorp in de regio en kun je beschouwen als het kruispunt voor de toegang naar de (zij-) dalen van het Wipptal. Zodra je onder de grote bogen van de Brennerautobaan door bent gereden, bevind je je in het Gschnitztal. Als eerste besluit ik naar mijn hotel te rijden om mijn bagage alvast te stallen. Het Trinserhof bevind zich in het charmante dorp Trins, ongeveer aan het begin de vallei. Ondanks dat het nog vroeg is, blijkt mijn kamer al gereed te zijn. Dit is echt zo'n traditioneel Alpengasthof hotel dat bulkt van de authentieke Tiroolse sfeer. Met zo'n krakende houten vloer, een stamtafel en romantische landschapschilderijen aan de wand. Natuurlijk veel leuker dan een hypermodern designhotel.


Bergeralm
Mijn gevoel vertelde mij vandaag dat ik moest profiteren van het goede weer (want wie weet hoe lang we het droog zouden houden?) en dus haastte ik mij naar het dalstation van de Bergeralm, pal onder het Brennerpas-viaduct. Het plan was om bij het bergstation van de gondellift te beginnen aan een mooie wandeling naar de Lichtsee en terug. Ik had gehoord dat dit een relatief vlakke route betrof, hoewel ik wist dat je 'vlak' in de bergen anders moet interpreteren dan het Nederlandse 'vlak'. Eenmaal boven keek ik naar de ietwat bewolkte lucht en besloot dat het beter was om direct aan de wandeling te beginnen. Er was namelijk onweer voorspeld, maar pas later in de middag. Vooralsnog dus geen reden tot paniek. De route loopt voor een gedeelte over een met gras-begroeide bergkam die constant een prachtig panoramisch uitzicht in alle windrichtingen biedt. Soms is het even een stukje klimmen en loop ik een bergje op. Niet heel extreem vermoeiend, maar inspannend genoeg om het luie zweet eruit te krijgen. Dan te bedenken dat dit naar Tiroolse maatstaven nog altijd onder vlakke wandeling valt. De grashellingen van het bergplateau zijn rijkelijk bezaaid met tapijten van wilde voorjaarsbloemen. Kijkend naar beneden zie ik de Brennerpas die zich kronkelend als een slang een weg door de vallei baant. In de verte hoor ik het galmende geluid van koeienbellen die het echte Alpengevoel complementeren.







Lichtsee
Met mijn fotografentempo (en dat is best traag) arriveer ik na ongeveer 2 uurtjes wandelen bij de Lichtsee, het keerpunt van de route. De Lichtsee is een bescheiden bergmeertje dat volledig uit smeltwater bestaat. Ik heb vandaag besloten dat dit het keerpunt van mijn wandeling is, maar je kunt de route ook verlengen, bijvoorbeeld naar Obernbergertal of Gschnitzertal. Ik merk dat de eerste regendruppels op het wateroppervlak van het bergmeertje spetteren en loop in een drafje naar het houten schuilhutje. Ik ben niet de enige wandelaar met dit idee en raak aan de praat met een groepje senioren. Ze komen uit het noorden van Duitsland: uit Hamburg en Meppen. Ze vertellen dat ze bezig zijn met een meerdaagse wandeltocht en vanavond in Obernberg slapen. "Dat is hier recht naar beneden" zegt de man. Inhakend op het gesprek vertel ik op mijn beurt dat ik de Obernbergersee nog op mijn lijstje heb staan. "Unbedingt schön da" knikken de Duitsers eensgezind. De regen lijkt te minderen dus kon ik weer in de benen. Met stevige pas volg ik het modderige bergpad, maar nu in omgekeerde richting. Het laatste waar ik zin in heb is om boven op een berg verrast te worden door een onweersbui. Maar vooralsnog is het gelukkig droog. Ik voel het flink in de kuiten als ik eindelijk bij het bergstation van de Bergeralm aankom. De eerste donderslag laat zich in de verte horen. De gondels hangen uit voorzorg tegen blikseminslag tijdelijk stil. We zijn een half uurtje later als de kabels weer beginnen te draaien en ik met een opgelucht gevoel de gondel instap.


